woensdag 22 februari 2012

Uittreksel hoofdstuk 6 Informatievaardigheden Internet


Uittreksel hoofdstuk 6 Informatievaardigheden

Internet

6.1 Begrip

Er worden 5 perspectieven van waaruit internet beschreven kan worden onderscheiden.
Deze perspectieven vallen samen met de lagen waaruit Internet is opgebouwd:

Technische infrastructuur:   Kabels, servers, pc’s, routers, switsches

Organisatieprincipe de protocollen:  TCP/IP, http, SMTP, WAP

Verzameling van toepassingen:   E-mail, www, nieuwsgroepen, irc, telnet

Verzameling van diensten:  Informatie, contact, transacties

Verzameling van activiteiten: Economisch, politiek, affectief, cognitief


6.2 Ontstaan

Eind jaren 60 realiseerde Amerikaanse defensie zich dat wanneer één van hun lineair geschakelde computers uit zou vallen, de rest het ook niet meer zou doen. (de welbekende ontbrekende schakel)
Op datzelfde moment ontstond de behoefte om het uitwisselen van informatie te vergemakkelijken.
Vanuit die gedachte is in 1969 Advanced Research Project Agency Networks (ARPANET) ontstaan, 4 systemen die elkaar gekoppeld werden vormden zo het eerste web.
Steeds meer organisaties kregen aansluiting hierop en in 2001 is het aantal aansluitingen wereldwijd 201 miljoen.
In die 32 jaar zijn er afspraken gemaakt over hoe elektronische boodschappen opgesteld dienen te worden. Dit is vastgelegd in 1977 in het Transmission Control Protocol/ Internet Protocol (TCP/IP)
In het begin is wordt de toepassing alleen gebruikt door onderzoeksinstellingen, universiteiten en het hoger onderwijs. In de jaren 80 komen de Local Area Networks (LAN) op en kunnen organisaties met hun lokale netwerk aansluiten op ARPANET.
Er ontstaat een Internet, een internationaal netwerk van netwerken, waardoor er op verschillende manieren gecommuniceerd kan worden.
Eind jaren 80 worden pc’s en minisystemen betaalbaar voor de consument en beginnen bedrijven de computer te gebruiken om met de klant te communiceren.
De Hyper Text Markup Language (HTML) waarmee tekst, beeld en geluid aan elkaar gekoppeld kunnen worden, en gepubliceerd via het internet is in 1990 ontwikkelt.
Het aantal mensen met een internetaansluiting groeit en de commercie lonkt. Uiteraard hadden de pioniers dit niet voor ogen, zij streefden naar gelijkheid omdat iedereen beschikking had over dezelfde informatie en kennis.
Internet is een open structuur en cultuur. Iedereen kan zijn mening uiten en niemand kan verantwoordelijk gehouden worden voor heel Internet. Via Internet kan iedere burger of organisatie wereldwijd communiceren, informatie opvragen en producten/diensten aanbieden.


6.3.1 Intranet

Intranet is een netwerk dat alleen toegankelijk is voor medewerkers van een organisatie en volledig afgeschermd van gebruikers die daar niet toe gemachtigd zijn. De techniek is gelijk aan die van Internet. Het doel is het delen van bedrijfsinformatie. Intranet wordt ook ingezet als communicatiemiddel en de samenwerking te bevorderen.
Soft en hardware beveiliging moeten waarborgen dat vertrouwelijk informatie van Intranet niet op Internet terecht kan komen.


6.3.2 Extranet

Extranet zijn delen van Intranet die toegankelijk zijn gemaakt voor buitenstaanders. Denk hierbij aan leverancier, dealers, klanten partners e.d die geautoriseerd worden om deels gebruik te maken van bedrijfsinformatie.
Voorbeelden van Extranet zijn:

Diensten en applicaties aan filialen of dochterbedrijven aan te bieden;
Grote bestanden met informatie elektronisch beschikbaar te stellen;
Samen te werken met andere organisaties bij het werken aan grote projecten;
Nieuws te delen met partners.

Extranet kan het elektronisch zakendoen bevorderen en het zakenverkeer versnellen. Veiligheid en privacy vragen een goede afstemming tussen betrokken organisaties.
  

 6.3.3 Technische infrastructuur

Een combinatie van hoofdkabelnetwerken worden Backbones genoemd. In Nederland ligt zo’n Backbone voor heel europa. Hierop zijn alle belangrijke providers aangesloten waardoor uitwisseling met de rest het Internet mogelijk is.
Als internetgebruiker sta je niet in direct contact met de informatiebron de weg is als volgt:

De computer waar je achter zit is de Client;
Die zoekt contact met een server via routers (schakelstations);
De routers hebben als taak de adressen te controleren en zo snel mogelijk de boodschappen op de plaats van bestemming te brengen.;
De provider(de computer die toegang tot Internet heeft) zorgt ervoor dat de boodschap weer bij de ontvanger komt.

Er zijn nogal wat knooppunten waar berichten langskomen, de gebruiker merkt hier weinig van en hoeft geen specifieke commando’s te geven. Dat is het gemak en succes van internet.
Voor toegang tot het Internet heb je een provider nodig en een softwarepakket.


6.3.4 Browsers

Een browser is een software programma om documenten op het Internet te bekijken. Een browser vertaald HTML files naar tekstbestanden, geluid of film.
Hyperlinks zijn onderstreepte verwijzingen naar andere pagina’s, als je hier op klikt ga je gelijk door naar een ander pagina dankzij de browser. Het van pagina naar pagina klikken noemen we browsen of surfen. Dit is mogelijk omdat de hiervoor de standaardtaal HTML die bestaat uit tags = standaardcodes, wordt gebruikt.
Bij het surfen maak je gebruik van de balken die zich boven en onderaan de pagina bevinden. De menubalk die de opties van het programma weergeven, de knoppenbalk voor het gemak van de gebruiker met één muisklik kan een veelvoorkomende opdracht uitgevoerd worden, de adresbalk hierin staat het adres van de website en kan je zelf een adres invoeren. Onderaan bevind zich de statusbalk die wordt gebruikt voor meldingen van het programma bijvoorbeeld of de volledige pagina geladen is, of mededelingen van de maker van het document.



6.3.5 Providers

Voor toegang tot Internet maakt de pc contact met een provider. De provider zorgt voor e-mailadressen en biedt de mogelijkheid een eigen website op Internet te plaatsen. De providers zijn ieder verantwoordelijk voor hun deel van Internet en zijn allemaal onderling met elkaar gekoppeld zowel landelijk als internationaal.
Er zijn ook accesproviders die hebben een bandbreedte gekocht bij de grote service providers en geven de gebruiker toegang tot Internet via alle technische voorzieningen, inclusief het e-mailverkeer. Accesproviders stellen hun gebruikers een vastgesteld aantal MB ter beschikking om een website te hosten. In de URL komt dan altijd de naam van de accesprovider terug.
Naast alle commerciële providers is er ook SURFnet opgericht door de Nederlandse overheid die zorgt dat onderzoekers, docenten en studenten kunnen samenwerken met behulp van ICT. SURFnet maakt deel uit van de SURF-organisatie, waarin Nederlandse universiteiten, hogescholen en onderzoeksinstellingen nationaal en internationaal samenwerken aan innovatieve ICT-voorzieningen.


6.3.6 URL

Omdat alle computer die samen internet vormen gebruik maken van dezelfde protocol TCP/IP kunnen ze gekoppeld worden aan elkaar.
Onderdeel van het protocol is Hyper Text Transfer Protocol (http). De browser weet wanneer dit aan het begin van een internet adres staat dat er volgens dit protocol wordt gecommuniceerd.
Om duidelijkheid te krijgen waar informatie zich bevindt op het web wordt bij onderlinge verwijzingen gebruik gemaakt van Uniform Resource Locatators (URL). In de URL is alle informatie opgenomen over de techniek om de betreffende gegevens te bereiken.
De plaats van de bron is te herleiden, het protocol , het adres waar de informatie is opgeslagen, de naam van het document en evt de directory aanduiding.
Het adres bestaat uit een hostnaam (bijvoorbeeld www) deze is voor identificatie en geeft de functie aan, en een domeinnaam die geeft informatie over groep of locatie waar die op is aangesloten. De domeinnaam bestaat vaak uit twee delen waarbij het tweede deel vaak de tweeletterige landaanduiding zoals .nl of .de (Duitsland). Het tweede deel kan ook het bekende .com zijn wat ontstaan is als aanduiding voor commercial companies.


6.4.1 E-mail

De oudste toepassing van het internet is E-mail. Ieder gebruiker heeft een eigen brievenbus met een uniek adres. Alle te verzenden e-mails worden gestuurd met Simple Mail Transfer Protocol (SMTP) en ontvangen met Post Office Protocol (POP) Door deze standaardisatie maakt het niet uit waar je een mail naar toe stuurt of waarvandaan je iets stuurt.


6.4.2 Usenet: Discussielijsten en nieuwsgroepen

Discussielijsten worden gebruikt voor informatieverstrekking en communicatie tussen groepen gebruikers. Op een discussielijst moet je je abonneren, daarna ontvang je de berichten uit de discussielijst automatisch in je mailbox en kan je reageren.
Nieuwsgroepen zijn vergelijkbaar met discussielijsten er is echter geen abonnement nodig, het is allemaal wat vrijblijvender. Ze hebben met elkaar gemeen dat iedereen alles mag vragen en iedereen kan overal vandaan reageren.
De onderwerpen waarover men met elkaar discussieert en communiceert zijn heel divers, de provider mag zelf bepalen welke nieuwsgroepen hij door wil geven.
Ondertussen zijn discussielijsten en nieuwslijsten ingehaald door webfora en weblogs.


6.4.5 Internet Relay Chat

IRC is bekend onder de naam chatten. Gebruikers kunnen hiermee rechtstreeks met elkaar over de hele wereld communiceren via de pc.


6.4.6 WWW

www (world wide web) is de verzameling van alle websites waar we langs kunnen surfen door van de hyperlink naar de ander hyperlink te klikken.
Je kunt bestanden teksten en databanken raadplegen maar ook live vergaderingen of concerten volgen. Er wordt ook handel gedreven op het www, je hoeft ondertussen de deur niet meer uit om jezelf te voorzien van kleding, boodschappen, boeken enz.
Er is geen overzicht van alle websites en al helemaal geen ontsluiting. Met behulp van zoekmachines wordt er geprobeerd meer structuur in het aanbod te brengen.


6.5 Zoekprogramma’s

Bij het zoeken naar gerichte en relevante informatie op Internet is het belangrijk om enig inzicht te hebben in de bronnen. Internet heeft vele verschillende zoekingangen allen met een eigen database, commandotaal zoekcapaciteit en weergave van de resultaten.
Er zijn verschillende manieren om naar informatie op het web te zoeken via directories (onderwerpgidsen of subjectguides) of via zoekmachines.

6.5.1 Subject Directories

Subject directories of onderwerpgidsen zijn overzichten van bestanden die zijn aangelegd en worden beheerd door een redactie of personen meestal zijn dit specialisten. De onderwerpen worden verdeeld van algemene categorieën naar specifieke informatie.
Bij een subject directorie zoek je dus niet op heel internet maar in door specialisten geselecteerde webpagina’s.  De informatie die je hierdoor ontvangt is relevant, maar je zoekgebied is beperkt.


6.5.2 Zoekmachines

Zoekmachines zijn robots die ieder woord van iedere webpagina analyseren en in hun database op willen nemen. De zoekmethodes verschillen per zoekmachine en geven daarom verschillende resultaten. De grootte van de database, de frequentie van het updaten en de zoekcapaciteiten bepalen dit verschil. De kans dat een webpagina gevonden wordt hangt nauw samen met de frequentie waarmee hij wordt vermeldt via hyperlinks.
Wat de meest geschikte zoekmachine is hangt af van de omvang van de database, de wijze van rangschikken van gevonden treffers, de wijze van de presentatie van gegevens en de persoonlijke behoeften van de zoeker.
Bij zoekmachines is er geen sprake is van een thesaurus (gecontroleerde trefwoordenlijst). Uitvoerig zoeken doe je door in verschillende talen te zoeken, meerder varianten van je onderwerp te kiezen of gebruik maken van Boleaanse operatoren of truncatietekens aan het einde van een woord.
Bij zoekmachines heb je een grote vangst, de relevantie is over het algemeen een stuk lager.


6.5.3 Portals

Portals zijn startpagina’s naar informatiebronnen op Internet. Ze kunnen ingesteld worden als persoonlijke informatiepagina met verwijzingen naar pagina’s en onderwerpen die interessant zijn. De informatie is vaak per rubriek ingedeeld. De meeste portals zijn begonnen als zoekmachine en hebben daarom op zo’n pagina ook een zoekmachine.


6.6 Zoektips

Gebruik verschillende zoekmachines voor een zoekopdracht;

Raadpleeg de helpfunctie van een zoekmachine;

Specificeer je zoekvraag;

Zet namen tussen aanhalingstekens, groepeer zoekwoorden tussen haakjes of gebruik het underscore_teken voor verbinding van woorden, gebruik citatietekens voor uitspraken en namen;

Gebruik Boleaanse termen (AND, OR, NOT, NEAR) of het + en – minteken om sites te vinden die de zoektermen bevatten of sites uit te sluiten;

Gebruik het truncatieteken* om woorden af te korten;

Vertaal een pagina als je denkt een interessante pagina te hebben gevonden.


Vraag:

Wat is Internet?

Wat is er nodig om Internet goed te laten werken?






Geen opmerkingen:

Een reactie posten